Fossielen zijn versteende resten van dieren of planten. Dit kan een afdruk zijn zoals een soort stempel in een steen, zoals pootafdrukken of de afdruk van een blad.

Een tweede manier waarop fossielen kunnen ontstaan, is dat het versteent. Bij een bot krijg je dan een fossiel dat precies dezelfde vorm heeft als het bot zoals het ooit was.

Fossilisatie berust op het geleidelijk vervangen van de oorspronkelijke organische bouwstenen van het organisme door anorganische bestanddelen (mineralen). Meestal is dit een zeer langdurig proces dat honderdduizenden tot miljoenen jaren vergt.

Het proces van verstening gebeurt onder de grond, wanneer een boom bedolven raakt onder sediment (Sediment of afzetting is door wind, water en/of ijs getransporteerd materiaal.) en kan miljoenen jaren duren. Grondwater dat langzaam door de bodem sijpelt, zet mineralen af op plaatsen waar lignine (Lignine of houtstof is een natuurlijke organische verbinding) en cellulose (Cellulose is een hoofdbestanddeel van de celwanden van planten) wegrotten.

Klik hier om naar de vorige pagina te gaan

Net als steenkool is aardolie in miljoenen jaren ontstaan uit onvolledig vergane planten- en dieren resten die onder dikke lagen van gesteente kwamen te liggen.

Als dit is gewonnen, gaat het naar raffinaderijen.

Door de warmte van de aarde en de grote zware druk van de aardlagen (grondlagen) werd er aardgas uit dat steenkool gedrukt. Gas is heel licht en wilt daarom naar boven. ... Daarom is het aardgas vast komen te zitten in de poriën van het zandsteen dat tussen het steenkool en de zoutlaag lag

Aardgas, condensaat en aardolie, samen ook wel koolwaterstoffen genoemd, ontstaan uit dode algen, bacteriën of hogere planten. Als deze organismen diep onder de grond liggen, treden druk- en temperatuurverhogingen op. Daardoor ontstaan vloeibare en gasvormige koolwaterstoffen: aardolie, condensaat en aardgas.