Klik hier om naar de vorige pagina te gaan

Laammeker= Zeurkous, zaniker, spottend om een karaktertrek van/ voor de Sittardenaren, 19e eeuw


Labeuren= 1) Boerenbedrijf uitoefenen; heer heet ze leve laank gelabeurd 2) Het land bewerken; de graove boer door zon verbrand, z'n len labeurt mèt forse hand


Lanjaar= Een langzame, luie kerel, talmer


Lasseeke= Stukje lint, band; sterreke lassee; de lassee is kepot; zèt get nuije lassee d'raon

Linzetoert= Taart met linzen vruchtenspijs, waarover ruitvormige reepjes gebakken zijn; 'n groete linzetoert stónt op taofel


Lirejom= Dronkemanswaanzin


Lits en Litse= 1) Vroegere militaire onderscheidingsstreep voor onderofficieren, korporaals; heer krijg de lits= hij wordt korporaal; mèt 'n lits op de mouw

2) De streep bij het litse; 1) Het spel: van een bepaalde afstand naar een op de grond getrokken streep (lits) met 2 of meer dwarsstrepen geld, centen werpen; hij wiens centen buiten de dwarsstrepen vallen, is “hooroet”, valt uit; de beste speler (die het dichtst bij de streep komt) werpt de gezamenlijke centen op, waarbij hij die centen krijgt, die “kop” (kruis) vallen; die mäönt (munt) vallen, worden door de op een na beste speler opgegooid op dezelfde wijze en dan volgt de 3e enz.; op de Vrietof waore ze weer aon 't litse 2) Wegkrijgen, aan de deur zetten; veer höbben 'm gelits; iemes de deur oetlitse

Loerjeger= 1) Iemand die scherp oplet om zijn voordeel te behalen; zèt d'ne brèl op! Geer doot toch of 't allemaolloerjegers zien= schelmen, bedriegers 2) Stropers

Lure= Looier= 1) Dierenhuiden tot leder maken; de velle woorte mèt Jekerwater geloejd 2) Lure als de straatnamen: Luregraof= Looiersgracht, Lurestraot= Looierstraat









Lornjèt= Lorgnet= Knijpbril, brèl