Elk laatste weekend van augustus wordt de Nacht van de Vleermuis in Nederland georganiseerd. Op vele locaties nemen gidsen je mee in het nachtleven van dit bijzondere dier.


De Europese Nacht van de Vleermuis is een jaarlijks terugkerende activiteit in tientallen landen. Een activiteit waarbij er extra aandacht is voor dit bijzondere vliegende zoogdier, de vleermuis.


Vleermuizen zijn de enige zoogdieren die echt kunnen vliegen. Ze kunnen dat dankzij een vlieghuid tussen de voorpoten (met sterk verlengde vingers) en de romp en tussen de achterpoten en de staart. Deze vlieghuid bestaat niet zoals bij vogels uit dood materiaal (veren), maar uit levend weefsel. Het voordeel hiervan is, dat de vlieghuid bij verwonding snel kan genezen.
Door hun speciale bouw kunnen vleermuizen niet graven en zijn ze op boomholten, gebouwen, grotten e.d. aangewezen. Doordat ze een gemakkelijk beweegbaar skelet hebben, kunnen ze door zeer nauwe kieren (tot 1 cm) kruipen.

enkele maten

kleinste soort

grootste soort


kopromplengte

3-5 cm

7-8,5 cm

spanwijdte

18-22 cm

35-45 cm

gewicht

3-8 gram

25-45 gram

De laatvlieger,
één van de grootste soorten.


Alle Nederlandse vleermuissoorten voeden zich met insecten, zoals vliegen, motten en muggen. Twee soorten vleermuizen komen vrijwel overal in Nederland voor: de dwergvleermuis en de laatvlieger.

De dwergvleermuis is zo klein dat hij met ingevouwen vleugels in een lucifersdoosje past.

De laatvlieger is ongeveer twee keer zo groot, met uitgespreide vleugels zo'n 40 cm.

Jagende vleermuizen zijn te vinden op beschutte plaatsen waar veel insecten zijn: bij houtwallen, in parken of op landgoederen, en bij water. De dwergvleermuis en de laatvlieger maken gebruik van schuilplaatsen in huizen en gebouwen. Dat kunnen oude bouwwerken zijn, maar ook nieuwbouwhuizen. Als er maar een beschutte plek te vinden is. De andere soorten vleermuizen verblijven ook in gebouwen of in holle bomen.


Tijdens het vliegen stoten vleermuizen heel hoge geluiden uit. Deze geluiden zijn zo hoog (van 15.000 Hz tot 120.000 Hz), dat de mens ze niet kan horen en worden daarom ultrasoon genoemd. Vleermuizen kunnen een beeld vormen van hun omgeving aan de hand van de teruggekaatste geluidsgolven. Met dit echolocatie-systeem, ook wel sonar genoemd, kunnen ze in het donker feilloos de weg vinden. Ontdekken ze een insect, dan wordt razendsnel de koers aangepast en wordt de prooi door een knappe samenwerking tussen vleugels, staartvlieghuid en bek gevangen en opgegeten. Grotere prooien worden op de grond of in een verblijfplaats opgepeuzeld. Eén vleermuis kan per nacht honderden insecten, zoals muggen, motjes en kevers verorberen, omgerekend een kwart tot de helft van zijn lichaamsgewicht.


Een jaar uit het leven van een vleermuis verloopt volgens een vast patroon. In het voorjaar ontwaken de dieren uit hun winterslaap en verplaatsen ze zich naar de zomerverblijfplaatsen. De vrouwtjes verzamelen zich in zogeheten kraamkolonies, die zich in holle bomen of in gebouwen, bijvoorbeeld in spouwmuren, op (kerk)zolders en achter betimmering kunnen bevinden. Hier worden aan het begin van de zomer de jongen geboren, meestal maar één jong per moeder. Vlak na de geboorte vliegt het jong op de buik van de moeder mee, later blijft het achter in de kraamkamer en wordt daar gezoogd of gevoed. Koude of natte zomers kunnen een grote sterfte onder de jongen veroorzaken. Na 4 tot 6 weken zijn de jongen vliegvlug en valt de kolonie uiteen.

De mannetjes brengen de zomer alleen of in kleine groepjes door. In de nazomer begint de paartijd. De mannetjes van sommige soorten vertonen in deze periode een opvallend baltsgedrag, waarbij ze, vaak vanaf vaste plekken, naar langsvliegende vrouwtjes roepen. Als het najaar vordert en er steeds minder insecten vliegen worden de winterverblijfplaatsen opgezocht.

Bekende overwinteringsplekken zijn de mergelgroeven in Zuid-Limburg. Ook in ijskelders, spouwmuren en holle bomen overwinteren vleermuizen, afhankelijk van de soort.


Met behulp van een speciaal apparaat, de ultrasoonontvanger of bat-detector, kunnen ultrasone geluiden van vleermuizen hoorbaar gemaakt worden. Het is hiermee ook mogelijk te bepalen om welke soort het gaat. Met bat-detectors kan gezocht worden naar jachtplaatsen, vliegroutes en kraamkolonies; dit is vaak erg spannend!

Meestal blijft een vleermuis in een huis of gebouw onopgemerkt. Maar er kan overlast optreden als een kolonie vleermuizen in ruimtes boven plafonds en achter muurbetimmeringen terechtkomt of zelfs in een kamer doordringt.

Een rondvliegende vleermuis in de kamer is wel even schrikken. Gevaar is er echter niet. Als u in de avondschemering de ramen openzet, vindt de verdwaalde vleermuis meestal zelf de weg naar buiten. Bij aanhoudende overlast moeten natuurlijk maatregelen worden getroffen. Vaak kunt u vrij eenvoudig voorkomen dat vleermuizen in ruimtes komen waar ze niet gewenst zijn.


De kans dat een vleermuis rabies overbrengt is zo goed als nul. In Nederland is er maar één soort (laatvlieger) die de ziekte kán hebben. De overige 19 soorten vleermuizen in Nederland zijn dus niet besmet. Bovendien kan de ziekte alleen overgebracht worden door een beet van een vleermuis. Een vleermuis zal nooit zomaar uitzichzelf bijten. Alleen als het dier wordt opgepakt kan hij uit zelfverdediging bijten.

Pak dus nooit zomaar een zieke of gewonde vleermuis op. Dit geldt ook voor andere dieren, want elk (ziek) dier kan ziektes, zoals hondsdolheid hebben. Hondsdolheid is slecht in enkele zeldzame gevallen bij een vleermuis geconstateerd. Let op de volgende punten:


Klik hier om naar de vorige pagina te gaan